Op een zondagmiddag medio maart 2011 is er een kleine reünie in het clubhuis van TennisVereniging Sleen. Zes van de zeven oprichters van de vereniging zijn, op uitnodiging van de huidige voorzitter, samengekomen. TV Sleen bestaat 30 jaar en die gelegenheid wordt aangegrepen om stil te staan bij hoe het allemaal begonnen is. In een sfeer die direct vertrouwd en ongedwongen is wordt teruggeblikt op de tijd van toen. Er wordt veel verteld, veel gelachen, elkaar aangevuld, men is het meestal eens en soms oneens, “hij snapt er niks van, moet je niet naar luisteren”, maar uiteindelijk wordt alles wat rondom de oprichting van TV Sleen gespeeld heeft duidelijk.

Het allereerste begin
Oud-voorzitter Jan Rutgers neemt als eerste het woord. Hij vertelt over de eerste actie om tot een tennisvereniging te komen, in 1977. Samen met enkele gelijkgestemden (Bert Bartels, Janny Stolk en Karin van der Velde) nam hij het initiatief een enquête te houden onder de inwoners van Sleen en directe omgeving, om de behoefte aan een eigen tennisvereniging te peilen. Tennisliefhebbers moesten in die tijd uitwijken naar Emmen, Veenoord of Oosterhesselen. Na een gesprek met de gemeente ging er een brief uit, waarin werd verzocht te reageren als men de intentie had lid te worden van een nog op te richten tennisvereniging in Sleen. Het resultaat was verrassend: 212 belangstellenden gaven aan belangstelling te hebben voor tennis in dit dorp. Die uitkomst werd bij de gemeente neergelegd. Vandaar werd een aanvraag bij Gedeputeerde Staten gedaan, waar het voorstel onderaan de stapel kwam en bleef. Dit duurde enkele jaren, het plan verwaterde. Tot… eind 1979 Marijke de Jong-van Wettum in deze buurt kwam wonen. Kort na haar verhuizing, de spullen amper op hun plek, klopte zij bij de gemeente aan: “Waarom is hier geen tennisvereniging?”. Dat deed herinneren aan de inventarisatie enkele jaren daarvoor en Marijke kreeg de stapel enquêtes èn het adres van Jan Rutgers mee. Met de stapel onder haar arm stond ze bij Jan op de stoep. Besloten werd, de mensen van toen opnieuw te benaderen; om de omgeving te leren kennen nam Marijke het op zich overal opnieuw briefjes in de bus te doen. “Ze was niet te houwen”, aldus Jan.

Terwijl Marijke zich druk maakte met de brieven nam Jan het initiatief om een groep enthousiaste mensen bij elkaar te zoeken. Henk Karsten voor Noord-Sleen, Gerrit Meijer omdat-ie bij in het bankwezen werkte, Rein van der Kaap vanwege zijn technisch inzicht in tennis, Hans Snijders met politiek inzicht en Janny Stolk-Kuipers voor jeugdzaken. Uiteindelijk zouden deze actievelingen het oprichtingsbestuur gaan vormen, met Jan als voorzitter, Marijke als secretaris en Gerrit als penningmeester. Vandaag zijn allen aanwezig behalve Henk.

Van een vereniging zonder banen naar aanleg en bekostiging
Op de nieuwe oproep kwamen heel snel reacties, in het voorjaar van 1980 was de club bij elkaar. “We hadden eerder de club dan de banen”. De opdracht van de gemeente luidde, dat er voordat verdere actie kon worden ondernomen, eerst een vereniging moest zijn. Eerst moest men voor officiële leden zorgen. Dat resulteerde in een oprichtingsvergadering op 19 mei 1980. Er werd aan alle aspirant-leden een bijdrage van een gulden gevraagd, waarmee bij de gemeente kon worden aangetoond dat de vereniging een feit was. Voor een gulden werden ruim 200 mensen lid, waaronder 80 jeugdleden. Hele gezinnen meldden zich aan.

Jan als hij vertelt over de volgende stap naar de gemeente: “We hebben een vereniging, we willen nu verder. Er moeten banen komen en we weten ook al een plek”. Voorkeur had de plaats waar nu de brandweerkazerne staat, bij de oude voetbalvelden. “Daar wilden we graag die banen hebben”. Dat plan ging niet door, omdat de gemeente de huidige locatie (toen bouwland) op het oog had, “want dan hebben we alles bij elkaar”.

Op de plaats van de huidige voetbalvelden zou gedraineerd gaan worden. Marijke: “Toen hebben wij gevraagd er wordt hier toch gedraineerd, dan kun je ook wel een stukje verder”. De burgemeester was voor! ‘De heer Siderius’ heeft de club enorm gesteund, daar is iedereen het over eens. Hij besloot, nog zonder toestemming van de Raad, dat ook de plek van de toekomstige tennisbanen gedraineerd mocht worden: “Laat ik dat maar doen, maar… het is niet goedgekeurd door de Raad”. Dat heeft ‘m bijna de kop gekost, aldus Jan.

Toen later ook de Raad akkoord was konden verdere plannen gemaakt worden: over de aanleg van de banen, de waterleiding erheen, het hek om de banen heen (“een drama, het hek moest gelijk zijn als dat van de voetbalvereniging”) en natuurlijk een kantine.
Uiteindelijk werd gekozen voor Kroesen BV, aanzienlijk goedkoper dan de aannemer die de gemeente voorstelde. De grond was en bleef van de gemeente, terwijl de banen door de tennisvereniging aangelegd èn bekostigd zouden worden. “Financieel was het wel een grote gok. We hadden geen enkele zekerheid. De gemeente heeft alleen het grondwerk gedaan en in wezen geen cent betaald. Drainage en zandbed en dat was het”, aldus Marijke. “De vereniging heeft 80.000 gulden geleend en 10.000 gulden extra krediet gekregen bij de bank, een uniek concept. Ja mensen dit is echt uniek. Ik geloof niet dat er in heel het land ergens een tennisvereniging is die op deze manier gestart is. We hebben het zelf gefinancierd. Overal wordt dat gedaan door de gemeente. Dit is echt uniek hoor. Dit is echt geloof ik niet ergens anders vertoond”.

Toen de banen in aanleg waren werd aan de leden opnieuw een kleine bijdrage gevraagd, bovenop de gulden die al betaald was: fl 2,50 voor de senioren en fl 1,50 voor de jeugd. Toen het tennis echt van start ging werd gekozen voor een lage contributie, zodat lidmaatschap laagdrempelig zou zijn: fl 8,- per maand voor de senioren en fl 4,- per maand voor de jeugd. Daar kon de vereniging de eerste tijd op draaien. Acceptgirokaartjes werden met de hand geschreven en thuisbezorgd. Ook bij mensen die maandelijks betaalden… Verder werd er zoveel mogelijk zelf gedaan en werden er zo weinig mogelijk kosten gemaakt. Boodschappen werden altijd in het dorp gehaald, de kantineopbrengst was voor de club en de schoonmaak bleef in eigen hand. Er kwam enig sponsorgeld van de Rabobank en “de middenstand matste ons”.

Janny herinnert zich nog de dag waarop begonnen werd met de werkzaamheden: “Wij woonden nog hier in Sleen; toen ze begonnen met de banen, op maandagmorgen, pats opeens alle stroom uit! Alle stroom weg! Op maandagmorgen om half negen. Supermarkt, alles was zonder stroom. Ik zie het nog helemaal gebeuren. Heel Sleen. Ik zie het nog helemaal gebeuren“. Er bleek bij het graven voor de waterleiding van de Ter Borghstraat richting Jongbloedvaart een elektrische hoofdkabel kapot getrokken.

Start van het eerste tennisseizoen en clubhuis
27 februari 1981 is een gedenkwaardige datum, die nu 30 jaar achter ons ligt. Op die dag werd bij notaris Tammens de akte getekend die “TennisVereniging Sleen” bestaansrecht gaf. Er werd overigens bewust gekozen voor vereniging, dat klonk minder elitair dan club. Bij aanvang bestond de vereniging uit 275 leden, waarvan 80 jeugdleden. Er werd gestart met vier banen, nog zonder minibaan en oefenmuur. Er was wel water, maar geen licht. Een illegaal gestalde caravan deed dienst als kantine. Een Pipo-wagen, die Marijke en Janny op een erf in Schoonebeek hadden gescoord. Daar werd alles in gedaan, koffie gezet, bier gedronken. Vergaderen gebeurde “gewoon altijd bij iemand thuis, want je had verder niets”. Na de caravan volgde een schuurtje, gekocht in Zuidwolde. Dat werd later ingeruild voor een schoolgebouw uit Nieuw Buinen. Er werd een deal gemaakt met bouwbedrijf Buursema uit Erm, dat “het spul zou afbreken en opbouwen”. Er ontstond bijna een bestuurscrisis, toen bij aflevering van het schoolgebouw de rekening werd overhandigd. De afgesproken prijs bleek exclusief BTW en daarmee was geen rekening gehouden. Hans vertelt, dat er ook een discussie ontstond over het al dan niet aanleggen van een terras. Rein was erg voor een verhoogd terras, Hans niet in verband met de extra kosten die dat met zich zou meebrengen. Rein merkt vandaag op, dat hij wel gelijk heeft gehad. Hans geeft onmiddellijk toe: “Ik ben achteraf blij dat het gebeurd is. Ik vind het schitterend mooi, het terras hoger dan de banen”. De eer van de naam van het clubhuis -Jongbloed- komt Hans toe. Hans legt uit dat die naam staat voor het jonge bloed van de vereniging, die ligt aan de Jongbloedvaart. Ook is het een symbool voor de jeugd, die de toekomst heeft.

Met de komst van het schoolgebouw werd het nodig elektriciteit aan te leggen. Opnieuw moest er een kabel komen vanaf de Ter Borghstraat, een heel karwei en opnieuw een hoop gedoe: het spitwerk en het krijgen van goedkeuring voor de gebruikte kabel. Die moest aangesloten worden bij het Elektriciteitsbedrijf Groningen en Drenthe (EGD). Daar werd geweigerd, omdat de kabel niet goed zou zijn. Na aanpassingen en tactische communicatie door Hans werd de goedkeuring toch verkregen. En… “het mooie van het verhaal is, dat de stroom aangelegd is rekening houdend met verlichting in de toekomst”.

Op 30 april 1984, na het plaatsen van het schoolgebouw en de naamgeving van het clubhuis vond er een officiële opening plaats door burgemeester Siderius. Jan: “Die foto waar ik in een Wehkamp-jasje op dat muurtje sta, op die bloembak hier”. De vereniging telde inmiddels zo’n 300 leden.

Groundsman
In het gesprek komt het als vanzelf op Theo van der Aa, naar wie inmiddels het laantje dat naar de banen leidt is vernoemd. “Die is er ook van het begin af aan bij”. In de notulen van de oprichtingsvergadering is te lezen: “De heer Rutgers vraagt de vergadering uit te zien naar iemand, die als groundsman dienst kan en wil doen”. Die persoon werd gevonden in Theo, die eerder actief was binnen de voetbalvereniging. Jan: “Ik ben samen met hem naar een technische cursus gegaan voor baanonderhoud. Op een gegeven moment zei die cursusleider, zo in de groep: bij wie hoort die eigenlijk die daar staat? Hij zeg houwen, want dat is een goeie”.
Theo had altijd muziek aan, je kon hem tot in de Ter Borghstraat horen. Iedereen is het erover eens, dat de banen altijd Theo’s lust en leven zijn geweest. Hij nam zijn werk zo serieus, dat hij zelfs bij de opening van het park de netten naar beneden had gedraaid, omdat hij het onverantwoord vond op de banen te gaan spelen, ze waren te zacht. “En dan raak je in paniek hè. Ik zeg Theo luister. Al die mensen komen hier om te spelen. Jij doet de netten omhoog, morgen om zeven uur sta ik hier om met jou de schade te herstellen”. Men geeft unaniem toe, dat dankzij Theo de originele banen zo lang zijn meegegaan.

Activiteiten en lessen
Direct na de start van de vereniging werd met van alles begonnen: toernooien, Ladies Day, (ladder)competitie, clubkampioenschappen voor senioren en jeugd (“ik heb hier tussen de bosjes in gezeten op die stapel tegels die er lag. Daar zat ik, bij de kampioenschappen te kijken van de jeugd”) en lessen. Want iedereen moest lessen. Hans: “Men had gehoord van het tennis maar voor de rest tenniste ja niemand dus we moesten echt bij het begin beginnen”. En Janny: “Die gingen met de voetbalschoenen tennissen. Hoe vaak we niet hebben moeten zeggen jongens niet met de voetbalschoenen de baan op!”.

Sinds de oprichting was er een flink aantal trainers, waarvan de meesten kortdurend. Een uitzondering daarop was Hans Picek, die naam is blijven hangen. Eén van de aanwezigen noemt hem een moordkerel. Hans is bij TV Sleen gekomen via sportkader Drenthe, van waaruit gesubsidieerd werd. Dat maakte ook lessen in de wintermaanden mogelijk. Ook toen al in de hal in Oosterhesselen. Hans was stevig, had discipline. Het bezwaar van de senioren was, dat ze voordat ze gingen lessen moesten hardlopen om de banen heen. Dat was zo gek! En: “Er was een moeder die kwam vragen ‘hoe vind je mijn dochter?’ ‘Nou’, zegt Hans, ‘ik denk dat ze beter kan gaan dammen, want ze heeft stokken in de benen’… Hans zei dat ook recht-toe-recht-aan”.
In het bestuur werd destijds een bewuste keuze gemaakt voor recreatief tennis, niet prestatiegericht. “Als iemand hoger wil spelen moet-ie maar naar Emmen toe. Anders gaat-ie toch na twee jaar…”

Terugblik na 30 jaar
Jan vat samen, dat de vereniging vooruitgegaan is. Hij benadrukt, dat het voor elk bestuur “verdomd moeilijk is om een club draaiende te houden op vrijwilligers. Daar draait het om. Als de vrijwilligers er niet meer zijn dan kun je het wel stoppen” en “het draait ook nog steeds. Het is alleen jammer dat als ik zo rondkijk dat er bijna niets meer is wat er toen neergelegd is”. Een ander: “Moet je nou die telapparaten zien, al die blokjes waren toch leuk? Die sjoelschijven. Die zijn vorig jaar vervangen. Die waren zo geweldig”. Instemmend gemompel en als aanvulling van Janny: “Dat was zo uniek!” Op de vraag of het telsysteem zelfgemaakt was wordt uit een verre hoek gebromd (dat komt door die snor): “Dat kan er maar één die dat gemaakt heb, dat kan er maar één. Binnen deze vereniging is er maar één die handig is…” en “Ook de banken hier hè, die zware banken, die zijn ook van Rein, die dikke banken, die bielzen” en “Ik praat het minste, maar ik heb het meeste gedaan”. Waarop alom gelach. Jan: “Zo ging dat toen ook al hoor. Wat een lol hebben we gehad. Dat loopt gewoon door mekaar heen in het bestuur. Je hebt wel het idee hoe het gegaan is. Zo ging het dus heel vaak maar er moest ook met de vuist op tafel” en er wordt herinnerd aan een bestuursvergadering waarin het over politiek ging. “Nou is het afgelopen, na de vergadering gaan jullie maar verder!”. Er schijnt nog een voorzittershamer te zijn, gemaakt van een stuk tennisracket. Ook gemaakt door Rein.

“Het allereerste bestuur is toch een andersoortig bestuur dan nu, we hebben een speciale band met elkaar gekregen”. De oprichtingstijd is door alle aanwezigen ervaren als een intensieve, ook wel zware en spannende maar schitterende tijd, waar veel van geleerd is en die niemand heeft willen missen. Het oprichtingsbestuur heeft het dik vier jaar volgehouden met elkaar. Hans vat samen: “We hebben zo geredeneerd – we hebben de oprichting gehad, de opbouwfase, nu komt de continuïteit en nu doen wij een stapje terug” en Jan besluit met de mooie woorden: “Laat ik het zo formuleren: ik was blij met dit ‘zooitje’ bestuur. Ik ben er nog steeds trots op dat dit hele ‘zooitje’ zo gewerkt heeft en dat deze club er nu nog steeds staat. Daar ben ik gewoon nog steeds een beetje trots op”. En daar sluit iedereen zich bij aan.